In een waas zie ik een geel gevaarte langs mijn hoofd heen suizen. Een fractie van een seconde later klapt het blad van Annette’s peddel op het water. Vanaf dit moment gaat alles in slow-motion. Eerst een gigantische kolk. Dan een enorme plons, water wat overal heen spat, een gillende Annette en vervolgens een bijna kapseizende kano. Verbijsterd staar ik voor me uit, de onderwatercamera nog in mijn hand waarmee ik net een foto aan het maken was. Ik hoor mezelf stamelen: … ik zei toch dat ie niet dood was?
Terug 5 seconden in de tijd, meneer Meerval geniet rustig van zijn middagdutje na een ochtendje jagen. Hier in deze inham in het riet kan niets hem storen. Geen reigers, boten of andere meervallen die hem kunnen irriteren. Rustig doezelt hij in slaap deinend op de stroming van de rivier de Biebzra. Een vredig leventje, al zegt hij het zelf. Echter…. als hij bijna in dromenland is wordt hij ruw gestoord. Een gigantisch geel gevaarte komt met een enorm geweld boven kop op het wateroppervlak vallen. Totale paniek barst los in zijn hersenpan. Met dat gele geweld boven hem moet hij naar beneden maar daar ziet hij een mensenhand een raar apparaat voor hem houden. Dan maar in de aanval, recht vooruit! Voor volk en vaderland! Gelukkig! Hij weet zijn weg te vinden naar de diepte, weg bij deze onruststokers.
Even later kijk ik tijdens het peddelen de foto terug die ik met de onderwatercamera gemaakt heb. De vin op de foto is overduidelijk een meerval. De Europese meerval (Silurus glanis). Hij was springlevend. Ach het zal in de aard van de onderzoek(st)er zitten dat je alle dood-ogende dieren toch even moet controleren op polsslag. Maar stiekem had ik toch gelijk.